Bepaalde leerlingen voorrang geven in het Nederlandstalig onderwijs mag

De Vlaamse overheid had gesleuteld aan het inschrijvingsrecht voor de Nederlandstalige scholen in Brussel. Dat deed heel wat stof opwaaien.

Bepaalde leerlingen voorrang geven in het Nederlandstalig onderwijs mag

Er is een stijgende vraag naar onderwijsplekken in Brussel. De Vlaamse overheid wilde het Nederlandstalig karakter van haar scholen behouden en scherpte daarom haar voorrangsregels aan. 

Concreet werd het percentage voorrangsplaatsen voor leerlingen met één ouder die voldoende Nederlands spreekt, verhoogt van 55 naar 65 percent. In het secundair onderwijs kwam daar nog een voorrangspercentage van 15 percent bij voor leerlingen die konden aantonen dat ze reeds negen jaar Nederlandstalig basisonderwijs achter de rug hadden. 

Volgens de Franstalige gemeenschap waren de nieuwe regels onredelijk en hadden ze grote gevolgen voor hun scholen, die geen voorrangsregels opleggen. 

Er werd een vernietigingsberoep ingesteld bij het Grondwettelijk Hof, dat moest beslissen of deze voorrangsregels wel te rijmen zijn met de grondwet, en meer bepaald het recht op toegang tot het onderwijs. 

Wat betreft het optrekken van het voorrangspercentage van 55 naar 65%, oordeelden de rechters dat dit enkel een gevolg had voor enkele populaire scholen, en dat het ouders die geen gebruik konden maken van het voorrangsrecht, nog steeds toegang gaf tot de andere scholen. Deze regel bleef overeind. 

Het voorrangspercentage in het secundair onderwijs, dat vereist dat kinderen al negen jaar basisonderwijs hebben gevolgd, werd wél te streng bevonden. Aangezien de leerplicht pas officieel start op vijf jaar, zullen veel kinderen bij hun inschrijving in het middelbaar onderwijs nog geen negen jaar doorlopen hebben, ook al gingen ze vanaf het begin naar een Nederlandstalige school. De regel mist dus de doelstelling. 

De Vlaamse regelgever zal dus enkel de vereiste van negen jaar moeten aanpassen.