Broers en zussen hebben ook inspraak bij het bepalen van de verblijfsregeling

Bij de vaststelling van de verblijfsregeling van een kind moet de rechter elk kind horen, ook de (half)broers en (-)zussen.

Broers en zussen hebben ook inspraak bij het bepalen van de verblijfsregeling

Er zijn een aantal bepalingen die minderjarige kinderen beschermen met betrekking tot de verblijfsregeling. Deze zijn als volgt:   

  • ieder kind heeft het recht zich uit te spreken "over elke aangelegenheid die hem of haar aangaat";   

  • een kind dat in staat is een eigen mening te vormen, moet in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord "in elke gerechtelijke of administratieve procedure die op haar of hem betrekking heeft";   

  • "Alle broers en zussen" hebben het recht om op elke leeftijd persoonlijke betrekkingen met elkaar te onderhouden;   

  • minderjarige broers en zussen hebben het recht om niet te worden gescheiden, maar dit recht wordt beoordeeld in het belang van het kind en kan zich omwille van omstandigheden beperken tot bezoekrecht;   

  • kinderen die samen in hetzelfde gezin zijn opgevoed en die een bijzondere emotionele band met elkaar hebben ontwikkeld, worden als broers en zussen behandeld.  

Aan het Grondwettelijk Hof is de vraag voorgelegd of dit recht zich ook uitstrekt tot halfbroers en halfzussen. In een arrest van 21 april 2022 heeft het Hof de lezing bevestigd dat dit recht ook aan hen moet worden verleend.  

Het is dan ook begrijpelijk dat broers en zussen die als gevolg van nieuw samengestelde gezinnen zijn uitgebreid, ook het recht hebben om te worden gehoord in het kader van de verblijfsregeling. Het is niet noodzakelijk dat de kinderen dezelfde vader en moeder hebben.