Een minimale dienstverlening bij De Lijn schendt niet het recht op staken
Om te voorkomen dat reizigers de dupe worden van collectieve acties door de werknemers, heeft de Vlaamse overheid een minimale dienstverlening uitgewerkt. De vakbonden gingen hier niet mee akkoord. Het Grondwettelijk Hof volgt hen echter niet.

De regeling die een aangepast vervoersaanbod uittekent, voorziet dat:
-
de stakingsaanzegging minimum 8 dagen op voorhand gebeurt;
-
de raad van bestuur dan zal beslissen welke categorieën werknemers essentieel zijn;
-
de personeelsleden die behoren tot deze categorie, ten minste 72 uur op voorhand moeten laten weten of ze al dan niet zullen meestaken;
-
er een aangepast vervoersaanbod zal worden uitgevoerd door de niet-stakende werknemers.
Personeelsleden die tot de categorie “essentiële beroepskrachten” behoren en niet laten weten wat hun intentie is voor de stakingsdag, riskeren een tuchtstraf. Dat geldt ook voor personeelsleden die de toegang voor anderen blokkeren en zo het aangepast aanbod belemmeren.
Het Grondwettelijk Hof heeft deze regeling onderzocht, en beslist dat deze niet in strijd is met het recht op staking of vrije meningsuiting. Dit recht is namelijk niet absoluut; het moet worden afgetoetst aan het recht op mobiliteit voor de gebruikers van De Lijn.
Gezien elk personeelslid nog de vrije keuze behoudt om al dan niet te staken, de tuchtstraffen individueel en dus aangepast aan de situatie van elke werknemer kunnen worden opgelegd, en het recht op vreedzame stakingsposten behouden blijft, wordt het decreet niet vernietigd.