Iemand komt ten val terwijl de bus stilstaat: is de vervoersmaatschappij betrokken partij?
Een vrouw die valt terwijl ze de bus wil opstappen, moet voor de vergoeding van haar medische kosten niet bewijzen dat er een verband is tussen de aanwezigheid van de bus en haar val. Zo oordeelt het Hof van Cassatie in een zaak tegen De Lijn.

Op 15 december 2016 komt een bus van De Lijn aan in het Brusselse Noordstation. Een vrouw wil opstappen aan de halte, maar ze komt daarbij ten val en wordt gekwetst aan haar been. De buschauffeur ziet het ongeval gebeuren en ze gaan samen over tot het invullen van een dienstfiche. Verder is er geen tussenkomst van andere partijen.
Later weigert De Lijn tussen te komen in de medische kosten van mevrouw. Ze dagvaardt de vervoersmaatschappij en krijgt twee keer te horen dat ze niet kan bewijzen dat ze gevallen is naar aanleiding van het opstappen van de bus.
De beroepsrechter oordeelde immers dat de loutere aanwezigheid van de bus op het ogenblik van het ongeval niet voldoende is om te besluiten dat het betrokken was in de zin van de wet, en dus verantwoordelijk is om de schade te dekken.
Het Hof van Cassatie vernietigt deze beslissing en verduidelijkt dat elk motorrijtuig dat een rol heeft gespeeld in het verkeersongeval, ook al is het geen noodzakelijk element geweest, er een invloed op heeft gehad.
Er moet zelfs geen oorzakelijk verband bestaan tussen de aanwezigheid van het motorrijtuig en het ontstaan van het ongeval.
Het oordeel van de rechters dat de bus niet betrokken is bij de val van mevrouw, is aldus niet wettig.