Kan fraude worden gebruikt als aanwijzing voor bijkomend onderzoek in het verleden?

Een apotheek had in 2009 en 2010 boekhoudfraude gepleegd. Na een controle rees het vermoeden dat dit niet de eerste keer was. De belastingdienst wilde het onderzoek uitbreiden naar de inkomstenjaren van 2005 tot 2011. Mocht dat?

Kan fraude worden gebruikt als aanwijzing voor bijkomend onderzoek in het verleden?

Het Wetboek van de inkomstenbelastingen bepaalt dat in deze situatie een onderzoek kan worden gevoerd voor een bijkomende periode van 4 jaar, op voorwaarde dat de belastingadministratie de belastingplichtige voldoende duidelijk en nauwkeurig op de hoogte heeft gebracht van de aanwijzingen die voor deze periode bestaan.  

Als het bewijs onnauwkeurig beschreven is of gebaseerd is op vage of zelfs ongeloofwaardige hypotheses, kan het niet beschouwd worden als bewijs van belastingfraude. 

Deze bepaling heeft niet tot doel de belastingadministratie te verplichten om op voorhand aan te tonen wat ze wenst te bewijzen door middel van een bijkomend onderzoek.   

Wettelijk geldig bewijs hoeft niet noodzakelijk gebaseerd te zijn op feiten of bevindingen tijdens de periode in kwestie. Feiten met betrekking tot latere belastingjaren kunnen heel goed bewijs vormen van belastingfraude voor eerdere belastingjaren. 

In dit geval was de eerdere fraude wel degelijk een voldoende duidelijke indicatie voor meer gesjoemel. De belastingdienst mocht het onderzoek uitbreiden.