Redelijke termijn, complexiteit van de zaak, wat zijn de regels?
Een eenvoudige zaak moet snel kunnen worden berecht, tenzij andere omstandigheden, zoals het gedrag van de verweerder, dit niet rechtvaardigen.

De overschrijding van de redelijke termijn kan worden bepaald door de feiten van de zaak, de complexiteit en het belang ervan, de houding van de gerechtelijke autoriteiten en het gedrag van de verweerder.
Niet aan al deze criteria hoeft te worden voldaan. Men denke aan moordzaken waar de procedure meer tijd in beslag neemt of aan de processen in de Publifin-zaak die een grondige analyse van de betrokken mechanismen vereisten.
Om te beslissen of de redelijke termijn is overschreden, moet de gehele procedure in aanmerking worden genomen.
De eis van een redelijke termijn moet ook in eenvoudige gevallen in acht worden genomen. Uit de eenvoud van een zaak volgt noodzakelijkerwijs dat de redelijke termijn sneller zal worden bereikt. De onderzoekende en rechtsprekende autoriteiten moeten hiermee rekening houden.
Het vereiste van een redelijke termijn moet in acht worden genomen, zelfs in gevallen die niet noodzakelijk tot een zware straf of vrijheidsbeneming zullen leiden.
Het Hof van Cassatie eed op 25 januari 2022 uitspraak in een zaak over de redelijke termijn.
Het beroep heeft betrekking op een zaak waarin de vervolgde feiten hebben plaatsgevonden op 8 november 2018. Een kopie van het eerste verslag is samen met het antwoordformulier van verweerder op 12 november 2018 toegezonden. Hij bracht het drie dagen later terug.
Hij werd pas meer dan 19 maanden nadat hij het antwoordformulier had teruggestuurd, opgeroepen voor behandeling.
Vervolgens werd hij gedagvaard om op 2 juli 2020 voor de politierechter te verschijnen. Het arrest is op 24 augustus 2020 gewezen. Hij heeft dus 21 maanden gewacht.
Hij werd veroordeeld en ging in beroep. De zaak is op 3 mei 2021 behandeld en het arrest is op 27 september 2021 gewezen.
De veroordeelde heeft voor het hof van beroep aangevoerd dat de redelijke termijn was overschreden. De rechters in hoger beroep hebben geantwoord dat het om een betrekkelijk eenvoudige zaak gaat en dat rekening is gehouden met de houding, het handelen en het nalaten van de verwerende partij en de gerechtelijke autoriteiten. Het hof van beroep is derhalve van oordeel dat de redelijke termijn niet is overschreden.
Aldus heeft het meer dan een jaar na de instelling van het beroep uitspraak gedaan.
Er zijn echter geen aanwijzingen dat de traagheid van de procedure kan worden toegeschreven aan een handeling van de veroordeelde.
De rechters in hoger beroep konden daarom niet concluderen dat de redelijke termijn niet was overschreden.
Het Hof van Cassatie heeft het bestreden arrest vernietigd. Het heeft de zaak terugverwezen naar de bevoegde strafrechter, die als beroepsinstantie optreedt.