Regels rond verjaring die veranderen, hebben ook impact op hangende zaken
Een rechter besliste dat een terugvordering van onterecht betaalde uitkeringen door de RVA verjaard was. Intussen waren de regels rond verjaring echter veranderd, en daarmee moest de rechter ook rekening houden. In dit geval had dit als resultaat dat de vordering nog niet was verjaard.

De RVA betaalde gedurende twee maanden in 2004 ten onrechte werkloosheidsuitkeringen uit aan mevrouw D. In een beslissing van 27 januari 2005 vordert zij deze bedragen terug van mevrouw. Zij stelt hiertegen echter beroep in. De arbeidsrechtbank gaf haar gelijk, maar het duurt tot 2018 tot het arbeidshof anders besliste: de uitkeringen moesten door mevrouw worden terugbetaald.
Er volgde een nieuwe procedure waarbij zowel mevrouw als de RVA in beroep gaan. Deze keer besliste de rechter dat de vordering van de RVA ondertussen verjaard was. Deze beslissing werd gemotiveerd zonder rekening te houden met een nieuw wetsartikel in de sociale zekerheid, dat sinds 2013 werd ingevoerd.
Die nieuwe wetsbepaling schrijft echter voor dat elk ingediend beroep, niet alleen door de sociale zekerheidsinstantie zelf, een schorsende werking heeft op de verjaring.
Kan die nieuwe wetsbepaling worden toegepast op het geschil dat sinds 2005 bestaat? De eerste rechter vond van niet.
Het Hof van Cassatie brengt nochtans een algemeen rechtsbeginsel ter herinnering. Dat bepaalt dat elke nieuwe wetsbepaling onmiddellijk in werking treedt. In dit geval moest de rechter dus rekening houden met die nieuwe wetsbepaling voor de beoordeling van de zaak. Hieruit bleek dat het beroep, dat door mevrouw in 2005 werd ingesteld, wel degelijk schorsende werking had gehad op de verjaring.