Vlaanderen veroordeeld voor haar regelgeving rond de vermindering van onroerende voorheffing
Een gezin met twee of meer kinderen heeft recht op een vermindering van onroerende voorheffing. Voor gescheiden ouders die een co-ouderschapsregeling hebben, bestaat er in Vlaanderen geen mogelijkheid om die vermindering wettelijk te verdelen. Dat is in strijd met de Grondwet.

Een man met vier kinderen wilde gebruik maken van de vermindering van de onroerende voorheffing die voorzien is voor gezinnen met twee of meer kinderen. Dat werd hem geweigerd, omdat slechts één van zijn vier kinderen bij hem gedomicilieerd was. De andere kinderen woonden ook bij hem, maar in een systeem van co-ouderschap met een gedeelde verblijfsregeling, waardoor ze niet bij hem gedomicilieerd waren.
De Vlaamse regering gebruikt het criterium van domicilie om te bepalen wie recht heeft op de belastingvermindering. Volgens de man was dat discriminerend ten aanzien van mensen die een co-ouderschapsregeling hebben.
De Vlaamse regering meende dat de ouders de vermindering onderling kunnen verdelen, maar dat het niet aan de overheid is om daarmee rekening te houden. Dat zou hen te veel administratieve kost opleveren, omdat de toekenning van de vermindering nu automatisch gebeurt.
Het Grondwettelijk Hof oordeelde echter dat het huidige systeem ongrondwettelijk is. Het zorgt voor een verschil in behandeling tussen ouders waarbij de kinderen wel officieel gedomicilieerd zijn enerzijds, en ouders waarbij dat niet zo is, maar die evenzeer hun kinderen huisvesten, anderzijds.
Het mag niet van de burgers verwacht worden dat zij dit systeem onderling moeten corrigeren. De overheid moet zichzelf zo organiseren dat het niet enkel de domicilie van het kind als bewijs aanvaardt voor het toepassen van de vermindering.
Na deze veroordeling is de volgende stap dat de wetgeving ook effectief wordt aangepast.